NIEUWS
‘Weg onder het juk van de moderniteit’
Christenen moeten zich om de kerkelijke verdeeldheid te boven de komen en de eensgezindheid te kunnen praktiseren ontdoen van het juk van de moderniteit. Dat stelt preases Robert van Putten van studentenvereniging CSFR. Lees hieronder zijn rede die bij een recente conferentie ten gehore bracht.
Dit najaar zal in protestants Nederland het gesprek over de verdeelde kerkelijke situatie weer gevoerd worden. Door een interkerkelijke stuurgroep onder leiding van dominee De Fijter is dit thema weer onder de aandacht gebracht bij christenen en bij kerkleiders. Binnen de christelijke studentenwereld heeft de C.S.F.R. het vraagstuk van de eenheid van christenen weer op de kaart kunnen zetten. Gesprekken binnen onze civitas en ontmoeting- gesprek- en gebed tussen christelijke studenten van allerlei christelijke verenigingen heeft inmiddels plaatsgevonden. Met interesse en enige spanning zie ik dit najaar tegemoet. Slagen we erin stappen nader tot elkaar te komen? Gaat nú lukken wat in de jaren zeventig, eind jaren negentig en begin van de eenentwintigste eeuw niet is gelukt?
Met deze rede wil ik graag een bijdrage leveren aan het gesprek over christelijke eenheid. Ik zal niet op de zaken vooruitlopen door uitspraken te doen of wat nu de ‘rechte leer’ is, de ‘zuivere kerk’ of het ‘ware geloof’. Deze rede gaat over de ‘prolegomena’: de dingen die vooraf gezegd moeten worden. Het gaat over de maatschappelijke context, het culturele denkklimaat en de persoonlijke houding van christenen die invloed hebben op het al dan niet welslagen van eenwording en een vruchtbaar gesprek over eensgezindheid. Mijn rede bevat slechts enkele filosofische omtrekkende bewegingen. Ik zal daarbij de these verdedigen dat christenen om de kerkelijke verdeeldheid te boven de komen en de eensgezindheid te kunnen praktiseren zich moeten ontdoen van het juk van de moderniteit.
I De maatschappelijke context dringt ons tot eensgezindheid
Rob Favier zet in het lied dat we beluisterd hebben de zaak gelijk op scherp:
Het schip des geloofs deint op woelige baren,
Het zijn barre tijden, wie wil er nog varen?
Het dek wordt steeds leger, het grijpt ons wel aan,
Dat zoveel procent al van boord is gegaan.
De constellatie van wat we noemen de geseculariseerde en postchristelijke samenleving wordt door Favier als aanknopingspunt gekozen om de noodzaak van eenheid onder christenen aan te kaarten. Deze voor de kerk ongunstige situatie noopt tot het ineenslaan van de handen om overeind te blijven in dit voortgaande proces. Hoe kunnen we de gemeenten bewaren voor verdere leegloop van kerken als we niet gezamenlijk kunnen optrekken omdat we ‘hemelsbreed verschillen’ en druk zijn met ‘splinters en balken om elkaar te verschalken’?
De maatschappelijke omstandigheden bepalen ons – terecht – bij de hachelijkheid van de kerkelijke situatie en dringen ons om opnieuw prioriteiten te stellen en de onderlinge eenheid te zoeken. Ik betoog niet dat de postchristelijke situatie of het voortgaande proces van kerkverlating dé reden moet zijn die de bezinning op eenheid legitimeert. Nee, daadwerkelijke redenen om de eenheid te bewaren komen vanuit de Bijbel als een eis op ons af.
In het kader van de maatschappelijke context vind ik het heel goed dat de stuurgroep Nationale Synode gekozen heeft om haar plannen toe te spitsen op een gemeenschappelijk publiekelijk spreken van de kerken om zo een getuigenis te geven naar de maatschappij. Allereerst is de postchristelijke samenleving een realiteit voor veel kerken en daarom een goed aanknopingspunt voor christelijke gemeenten om als broeders op te trekken. Men heeft elkaar hard nodig en men herkent elkaar eerder dan vroeger. Daarnaast geeft het ook uiting aan het publieke karakter van kerk en evangelie. De kerk is een gemeenschap met een woord voor de wereld; in een cultuur die seculariseert, waarin de waarden van het christelijk geloof zo goed als verdwenen zijn, dient ze herontdekt te worden. Het probleem is alleen dat de kerk verwarring wekt vanwege haar veelheid en verdeeldheid. Naar wie moet men luisteren, wie moet men geloven?
II De kerk wordt gemangeld door de moderniteit
We volgen Rob Favier weer even in het zojuist beluisterde lied:
Dus moeten wij samen de eenheid bewaren,
En niet in paniek naar de navel gaan staren,
[…]
Wij hebben een schip vol met splinters en balken,
Vooral in ons oog om elkaar te verschalken.
De ‘splinters en balken’ waar we tegenaan lopen als het gaat om het bewaren van de eenheid, moeten we benoemen. Niet om hard te oordelen, maar om inzichtelijk te maken waar naar mijn overtuiging een aantal cruciale problemen liggen. Ik noem een vijftal zaken uit de moderniteit die (de afgelopen kleine tweehonderd jaar) belemmerend gewerkt hebben in het bewaren van de eenheid en nu ook belemmerend kunnen zijn bij de eenwording.
Ten eerste speelt de verzuiling aan het einde van de negentiende tot midden twintigste eeuw een belangrijke rol in de toename van kerkelijke verscheidenheid. Verzuiling definieer ik dan als het proces van emancipatie van bevolkingsgroepen, waarin gelijkgezinden zich groepeerden en in allerlei maatschappelijke verbanden publiek gingen manifesteren. Om de identiteit van deze subsamenleving, de zuil, in stand te houden waakten de kerkelijke, journalistieke en politieke leiders voor beïnvloeding van buitenaf. In de herzuiling van de gereformeerde gezindte vanaf de jaren zestig lijkt deze waakzaamheid alleen maar toegenomen. Tegenover de secularisering, maar ook tegenover kerken die de zuivere leer loslieten. Wantrouwen tegenover andersdenkenden zowel binnen als buiten de eigen geloofsgemeenschap is de boventoon gaan voeren bij kerkleiders. James Kennedy wijst op de houding van ‘wachters’ die de gereformeerden zich ontwikkelden. Problematisch met wachters is, stelt Kennedy: “Ze zijn beter in het ontdekken van de vijand, dan in het verwelkomen van vrienden.” De focus op het zuiver houden van de leer brengt me bij mijn tweede punt.
Ik zie in de tweede plaats een probleem in het denkkader dat door veel kerkleiders en christenen werd gehanteerd en dat nog steeds gehanteerd wordt, als erfenis van de Verlichting. De Canadese filosoof James Smith wijst ons erop dat orthodoxe christenen zeer modernistisch zijn geworden in hun denken over waarheid. Orthodoxe christenen hebben een haast even groot vertrouwen gekregen in de rede als de Verlichtingsdenkers. Diepzinnige Dogmatieken worden gepresenteerd als de tijdloze alomvattende waarheid. We zijn gevangen geraakt in een rationalistisch denken volgens de schema’s van de Verlichting. Ze bracht ons in een ‘alles of niets logica’. De Verlichting poneerde waarheid als universeel en ‘tijdloos’ en dus onveranderlijk. De tegenpool is het ‘historisch bepaalde’ en tijdbepaald en dus veranderlijk. Veel christenen en theologen hebben zich hierdoor laten meenemen, hetzij de kant van de ‘historisch bepaalde’ danwel de kant van de ‘onveranderlijke’ waarheden. Gereformeerden kozen vaak voor de laatste kant. Contextualisering van Bijbel, belijdenis en traditie is hiermee enorm bemoeilijkt. Mensen die vanwege maatschappelijke en culturele veranderingen pogingen doen tot vernieuwing van traditie, herinterpretatie van de visie op de christelijke gemeente of een bijbelgedeelte worden met wantrouwen aanschouwd. De waarheid is toch onveranderlijk en we hebben haar toch?
In de derde plaats zie ik een probleem dat samenhangt met voorgaande: de verschraling van het kerkbegrip. In het proces van verzuiling hebben christelijke leiders veel taken en publieke zaken die tot dan toe bij de kerk behoorden gedelegeerd naar maatschappelijke verbanden. De kerk werd onder invloed van Abraham Kuyper een instituut voor geestelijke vorming, die gepraktiseerd moet worden in het christelijke leven in maatschappelijke verbanden. Zo zijn alleen geestelijke zaken, het religieuze, de ziel, overgebleven als terrein voor de kerk. De sociale kant van de christelijke gemeenschap verdween daarmee uit de kerk.
Een van de maatschappelijke veranderingen is het proces van differentiering. Differentiatie van de maatschappij betekent dat contexten verscheidener worden. Zo zijn de verhoudingen tussen de context van ‘de grote stad’ en het ‘platteland’ behoorlijk veranderd, en nog steeds in beweging. Deze differentiering brengt ons bij een vierde punt: de kerk die zich organiseerde in landelijke denominaties. Het concept ‘verzuiling’ heeft met de groepering en emancipatie van gelijkgezinden met zich meegebracht dat kerken zich eveneens in landelijke eenheden zijn gaan organiseren. Plaatselijke gemeenten die zich afscheidden op basis van leerverschillen verenigden zich weer in een landelijk verband. De maatschappelijke en culturele differentiatie maakt uniformiteit binnen denominaties moeilijker. Gemeenten komen voor verschillende soorten vraagstukken te staan. De herkenning tussen plaatselijke kerken in het kerkverband wordt minder, contextgebonden vraagstukken vragen om antwoorden op maat. Universele en ‘tijdloze’ antwoorden zijn niet goed meer te geven, centrale sturing door een landelijke denominatie wordt moeilijker.
Mijn vijfde en laatste punt breng ik met enige voorzichtigheid op tafel. Dit betreft het protestantisme dat uit de reformatie van de zestiende eeuw is ontstaan. De reformatie en haar drie sola’s zijn van groot belang geweest in de kerkgeschiedenis. Ze heeft het hart van het christelijk geloof weer ontdekt en centraal geplaatst. Ons gereformeerde geloof is daar volledig op geënt. Maar er is ook veel verloren gegaan. Filosofen stellen weleens dat het moderne individualisme bij de reformatie begonnen is: Luther zou met zijn rechtvaardigingsleer de mens als individu radicaal voor God geplaatst hebben als een enkel subject. Het besef van het belang van liturgie en de kerk als gemeenschap lijkt daarmee verloren gegaan. Het gaat alleen nog om de geloofsverhouding tussen het individu en God. Dit heeft de protestantse kerken geen goed gedaan. De reformatie is geen beweging gebleven, maar uit z’n context geraakt en daar ‘gestold’. Het semper reformanda heeft geen doorgang kunnen vinden. In plaats van een ‘moment in de traditie van de catholica, zoals Van Ruler stelt, is ze een alternatief geworden voor de catholica. Maar: “Zij was geen verhuizing, maar slechts een grote schoonmaak.”
III Het huidige gesprek over kerkelijke eenheid wordt ook gemangeld door de moderniteit
Wat zien we van deze problematiek van de moderniteit, zoals ik het wil noemen, terug in de huidige discussie over kerkelijke eenheid? De (on)mogelijkheid tot eenwording wordt sterk verbonden met waarheid en zuiverheid van de leer van het kerkverband, zoals dat opgetekend is in Dogmatieken van voorouders. Het zijn wederom de kerkleiders die in de publieke media het woord voeren. En op basis van wat ze van de ander slechts gelezen hebben, wordt het voorstel tot een eensgezind getuigenis naar buiten, van tafel geveegd. Velen zien ‘het gesprek aangaan’ blijkbaar al als verraad aan het kerkverband, de leer of de oprichter van het kerkverband die toch zeker ‘godvrezende bedoelingen’ had. De ‘wachtershouding’ en het ‘rationele denken’ wordt hier zichtbaar. Het is mijn stelling dat als kerken op basis van de geschreven dogmatiek en bestaande leerstellingen pogingen gaan doen om overeenstemming te krijgen over de zuivere leer en ware kerk dat dit een zinloze exercitie is. Hieraan moet bijvoorbaat maar niet begonnen worden.
Ik wil Rob Favier nog eens citeren:
Maar luistert nu allen, zo komt men niet verder,
[…]
Zoekt de eenheid, dient elkander, in het groot en in het klein.
Maar de vraag blijft altijd spoken hoe je eensgezind moet zijn.
IV Het gesprek over eensgezindheid vanuit een ‘geleefde gemeenschap’ biedt kansen
Maar ik zie ook wat anders; iets dat de moderniteit te boven probeert te komen. In de wijze waarop De Fijter cum suis met het credo aan de slag is gegaan en een gesprek over eenheid wil opzetten, lijkt zo’n poging te zijn. Niet een leerstelligheid is startpunt van het gesprek geweest en ook is niet een bestaande dogmatiek ter bespreking genomen om het waarheidsgehalte ervan te toetsen. De Fijter vertelde dat met elkaar in openheid het gesprek is gevoerd over wat men nu gelooft. In gezamenlijke ontmoeting is van hart tot hart gesproken. Eenzelfde poging om de moderniteit te boven te komen zie ik in de opzet van het Evenement God = 1n christenen zichtbaar dat onder andere door onze civitas wordt georganiseerd. Ook hier zijn kernwoorden: ontmoeting, gesprek, luisteren naar het Woord van God, maaltijd, zang en gebed.
Ik hoop dat u met mij meevoelt dat hier wat anders gaande is. In het geval van het modernistische keurslijf zou het landelijk bestuur van de CSFR met het landelijk bestuur van VGS en Ichtus gaan praten over wat nu de ware leer is. In plaats daarvan vertrekken we nu vanuit het idee van een ‘geleefde gemeenschap’ waarbij de totaliteit van het mens-zijn wordt betrokken in plaats van alleen onze ratio. Het is deze manier van communiceren die kansen biedt voor het gesprek om elkaar te waarderen en te accepteren als broeders in het geloof, de eensgezindheid onder christenen kan bevorderen en de kerkelijke verdeeldheid kan verminderen.
V Een vruchtbare weg naar eenheid onder christenen
Nog steeds blijft ‘de vraag […] spoken hoe je eensgezind moet zijn.’ Mijn stelling is dus dat we moderniteit te boven moeten komen, als wij weer een eenheid willen zijn als christenen. We zullen ons moeten ontdoen van het rationalistische verlichtingsdenken; van het systematische wantrouwen; van het nastreven van uniformiteit in een plurale context. Dit gezegd hebbend wil ik geen pleidooi houden voor het radicaal omgekeerde hiervan. Ik pleit niet voor een postmoderne kerk. Het voert in deze rede te ver om systematisch de consequenties van de postmoderne cultuur voor de kerk te doordenken. Ik houd het bij de stelling dat het individualisme, het relativisme en de belevingsgerichtheid van de huidige cultuur voor de eenwording van de kerk niet zoveel te bieden heeft. Hooguit biedt het zinvolle correcties en bevat het aanknopingspunten voor eenwording.
In dit laatste deel van deze rede wil ik een zestal bouwstenen meegeven die naar mijn overtuiging vruchtbaar kunnen zijn voor eensgezindheid en eenwording van christenen. Het is een paradigmaschets om aan het juk van de moderniteit te kunnen ontkomen. Om u alvast een samenvatting te geven in de woorden van Favier: ‘Dus oefent de liefde […] dient elkander, in het groot en in het klein’.
1. Een ander waarheidsbegrip
Christenen belijden dat de Bijbel het geopenbaarde Woord van God is. Zó lezen wij de Bijbel, zo verstaan wij de verschillende teksten. Om daadwerkelijk de teksten te kunnen verstaan zullen wij moeten interpreteren en contextualiseren. We moeten wat met de context van de Bijbel, die van onszelf en de context waarin we de boodschap willen brengen. Van tijdloosheid is dus geen sprake. Het is een uitdaging om ons niet te laten vangen door het verlichtingsdenken dat ons in die tegenstelling van veranderlijk versus onveranderlijk plaatst. Een meer existentieel waarheidsbegrip, waarbij we onszelf direct tot de Schrift, tot het verhaal betrokken weten kan een gezonde dynamiek brengen. Als gereformeerden hebben we veel oog voor het hart van het christelijk geloof. Jezus is zelf als Heer en verlosser het centrum van de waarheid. Het centrum van de waarheid is dus een persoon! De waarheid is dus relationeel! Een persoon en een relatie kunnen als ze tot tijdloos object verworden niet tot hun recht komen. Een persoon moet niet tot object gemaakt worden maar daarmee moeten we in relatie treden. In het geval van Jezus als de waarheid gaat het erom hem te ontmoeten en na te volgen. Om de Amerikaanse theoloog Stanley Hauerwas te citeren: “Christen-zijn is een manier van leven; het is deel uitmaken van Gods verhaal […] Christen zijn betekent niet het volgen van een verzameling regels of principes; het christendom gaat over de manier waarop mensen leven. Het evangelie betekent niets tenzij het geleefd kan worden […]”
2. De kerk als geleefde gemeenschap
Tegenover een kerkbegrip als een verband dat de zuivere leer bewaart en waar een groep gelijkgezinden zich committeert aan een set leerstellingen poneer ik graag de kerk als een ‘geleefde gemeenschap.’ Ik zal uitleggen wat ik bedoel. Het is niet zo dat we als individu een relatie met God hebben en dat daar – halleluja – ook nog andere individuen zijn die eenzelfde enkele relatie met God hebben en dat is het dan wel; alsof de gemeenschap er niet toe doet.
De kerk is de gemeenschap der heiligen, het is de plaats en het verband waar gelovigen God – door Zijn Woord, Geest en sacrament – elkaar ontmoeten. Gemeente-zijn is dus een relationeel gebeuren! Dit moeten we weer heel serieus gaan nemen : semper reformanda!
Juist als wij erkennen dat een individueel mens niet bij machte is om Schrift en theologie volledig te verstaan en met het verstand te doorgronden – laat staan te praktiseren – dan is de gemeenschap van enorme waarde. In het verband van de gemeenschap kunnen we gezamenlijk tot dieper inzicht in de waarheid van de Schrift komen. Waar we als individu gebonden zijn aan onze eigen beperkte context, kennis, denkvermogen en ervaringen kunnen andere mensen uit de gemeenschap ons aanvullen en verrijken. En andersom natuurlijk.
Om de lijn van Hauerwas verder te volgen, gaat het erom de waarheid van het christelijk geloof na te leven en te praktiseren. En dat betekent bovenal: liefhebben. Ook daarvoor hebben we weer de gemeenschap van medechristenen nodig. Maar het betekent meer. Het christelijk geloof is een boodschap van vrede, gerechtigheid en herstel voor deze wereld door Jezus. Volgens Hauerwas is de waarheid van het christelijk geloof niets anders dan navolging. De kerk heeft dus alle reden om een sociale gemeenschap te zijn als gestalte van het Koninkrijk van God. Hierin kan de liefde tot God en de naaste gepraktiseerd, de waarheid beleden en uitgedragen worden.
3. Houdt ruimte voor diversiteit
De plurale samenleving bepaalt ons bij de veelheid van culturen, gewoonten, vraagstukken en sociale leefomgevingen. Dit bepaalt ons bij de noodzaak van het contextualiseren van ons christelijk belijden en de traditie in onze kerkgemeenschap. Contextualisering zal geen uniformiteit creëren. Gemeente-zijn in een grote stad als Rotterdam zal anders zijn dan gemeente-zijn in een dorp als Bruinisse. Diversiteit blijft dus bestaan. Maar laten we wel wezen: diversiteit betekent niet per definitie dat er sprake is van verdeeldheid. Ieder mens is anders en iedereen heeft andere gaven en talenten gekregen wat dus diversiteit met zich meebrengt.
4. Eenheid opbouwen vanaf het grondvlak
Tot nu toe heb ik betoogd dat waarheid meer is dan rationaliteit, de geleefde gemeenschap essentieel is voor het gezamenlijk christen-zijn en dat we te maken hebben met een plurale context als een gegeven. Eenheid onder christenen kan daarom ook het beste gerealiseerd worden door het proces van eenwording te starten op lokaal niveau. Daar is de kans op een gelijke context waarin het evangelie begrepen, gecommuniceerd en toegepast kan worden het grootst, daar kan de geleefde gemeenschap tot stand komen en daarmee ook de waarheid gestalte krijgen.
In de concrete omgeving moet men kunnen zien wat Favier zingt: ‘die christenen, die hebben wel iets’. Liefde onder christenen toont zich niet in de abstracties maar in de geleefde realiteit. Deze beweging van onderaf biedt meer perspectief voor eenwording omdat zo de feitelijke verbroedering kan plaatsvinden; iets wat moeilijk gaat op landelijk niveau. Eenheid van bovenaf tot stand brengen zou alleen maar kunnen als het slechts ging om het bepalen van de juiste set leerstellingen. Maar van die gedachte willen we juist af. Tussen verschillende christelijke gemeenten in eenzelfde plaats en in het verband van de Nederlandse samenleving kan vanuit de idee van de katholiciteit der Kerk verbondenheid zijn. Schrift, traditie, toekomst, belijdenis en dezelfde Heer verbinden ons dan aan elkaar.
5. Communicatie van waarden
Een ander punt in de handreiking om de moderniteit te boven te komen betreft de communicatie. In de diversiteit aan contexten en de ruimte die er is om op verschillende wijze het evangelie te praktiseren willen we elkaar wel blijven verstaan. Van een afstand met elkaar communiceren over de concrete regels en leerstellingen die geformuleerd zijn is weinig vruchtbaar. Men kan elkaar in het communiceren van regels niet goed meer begrijpen, vanwege de verscheidenheid aan contexten. Ontmoetingen waarin het gesprek met elkaar wordt gevoerd vanuit de Bijbel (en bronnen uit de christelijke traditie) zijn daarentegen een goede kans om ‘de eenheid te bewaren’. In daadwerkelijke ontmoetingen kan van hart tot hart gesproken worden. In zo’n gesprek kan doorgesproken worden over wat we nu werkelijk geloven; wat de waarden en diepste overtuigingen van ons zijn.
Het delen van onze diepste overtuigingen en van onze waarden doen we niet zomaar. Een gesprek van hart tot hart is intensief en is kwetsbaar. Met elkaar van hart tot hart spreken kan niet op papier, niet van een afstand maar vergt persoonlijk contact. Het communiceren van onze waarden vraagt wederzijds geduld, vertrouwen en openheid. Mogelijk komen we er in zo’n gesprek achter dat onze gesprekspartner een vriend in Christus is, die dezelfde kernovertuiging heeft en dezelfde waarden aanhangt. Deze ontdekking kan hopelijk de ‘wachtershouding’ doorbreken en ons weer leren om in het gesprek over ons geloof de vrienden van buiten weer te herkennen en te erkennen.
6. Het gebod van de liefde als toetssteen
Het punt van de liefde is nog weinig uitgesproken aan bod gekomen in deze rede over christelijke eenheid. Op deze conferentie is duidelijk geworden hoe cruciaal de liefde is voor het christelijk geloof. Dit geldt ook zeker voor de eenheid van christenen. Ook hier geldt het woord van de apostel Paulus dat als we de liefde niet hebben, het helemaal niets is. Het getuigenis van een kerkgemeenschap die eensgezind komt tot uiting in de liefde. Favier zingt:
Dus oefent de liefde, laat allen het weten
Waar wij ons gedrag steeds aan willen meten.
Ze zeggen dat vast ook niet zomaar voor niets:
‘die christenen, zie je, die hebben wel iets!’
Ik zou daarom ook willen stellen dat de liefde het meest cruciale aspect is van de zes punten die ik u voorgedragen heb. Het gebod om God lief te hebben boven alles en de naaste als onszelf kan de toetssteen zijn om op de goede wijze eensgezind te zijn. In het omgaan met diversiteit, in het zijn van een geleefde gemeenschap en in het communiceren van waarden en kernovertuigingen van het christelijk geloof kan het gebod van de liefde richtinggevend zijn.
VI Tot besluit
Ter afronding. In deze rede hebben we het gehad over de dingen die voorafgaand aan het gesprek over eenheid gezegd moeten worden. Het gaat over onze verstaanshorizon. De moderniteit belemmert ons om vruchtbare pogingen tot eenwording te ondernemen. Ik heb u uitgedaagd om een ander paradigma aan te nemen van waaruit het gesprek, maar ook de feitelijke praktisering van de eenheid gestalte moet krijgen. Ik ben ervan overtuigd dat als we op deze wijze onze bijdrage leveren op het studentensymposium, binnen de civitas, in onze gemeenten, dat daar veel mooie dingen kunnen gebeuren.
Ik sluit af met Rob Favier:
Wij volgen toch samen de roep van der herder,
Dus blijf positief, want dan is er nog hoop
[…]
Dan is het te merken in woorden en daden,
Zodat je niet naar onze bron hoeft te raden,
Wat zou het toch mooi zijn, dat is echt niet niets,
Wanneer je hoort zeggen: ‘die lui hebben iets’
Wie de tekst inclusief voetnoten wil downloaden, kan hier terecht. Reageren kan via praeses@csrf.nl.