NIEUWS

Nationale Synode iets van vroeger

Als het over kerkelijke eenheid gaat zijn er twee gegevens die tot nadenken stemmen. In de eerste plaats heeft het ontstaan van de Protestantse Kerk in Nederland in 2003 de verdeeldheid binnen de gereformeerde gezindte pijnlijk bloot gelegd.

In het licht van dit positieve feit moet elk kerkgenootschap uitleggen dat het niet negatief is als het buiten die fusie blijft. Daarnaast moet verklaard worden waarom het gereformeerde fusiegemodder zo schril afsteekt tegen wat met het ontstaan van de PKN werd bereikt. Afscheiding heeft één keer daadwerkelijk als alternatief voor de Hervormde Kerk gediend en dat was in de jaren na 1834. Terecht zeiden de afgescheidenen ten tijde van de Doleantie van 1886: Kuyper hoeft geen nieuwe kerk te stichten, hij kan zich bij ons aansluiten. Toen dat niet gebeurde was de toon in de gereformeerde gezindte gezet en ontstonden gespecialiseerde kerkgenootschappen: ‘gergemmers’, ‘hersteldverbanders’, vrijgemaakten, Nederlands-gereformeerden, hersteld-hervormden, etc. Dergelijke particulier ogende motieven voor kerkelijke organisatie staan onder druk nu de grootste twee partijen en de lutheranen zijn gefuseerd.

De opmerking van PKN-synodepreses Gerrit de Fijter doet sindsdien extra pijn in de afgescheiden oren: ,,Het moet om de kerk des Heren gaan, niet om ons eigen instituut.” Op die uitspraak valt best wat af te dingen, maar ook na de knapste tegenwerping blijft zijn uitspraak hangen, want de verdeeldheid knaagt.

Niemand gehoord
Het andere gegeven is het recente voorstel van de PKN tot een nationale synode. Dat de PKN inmiddels daartoe het initiatief heeft genomen, is een logisch vervolg op de fusie van 2003. Toen is A gezegd en nu volgt B: vereniging van alle protestanten. Dat woord synode kan volgens allerlei kerkelijke commentatoren niet gehandhaafd blijven, maar over het woord nationaal heb ik nog niemand gehoord. Dat begrip ‘nationale synode’ is toegekend aan de synode van Dordrecht van 1618/1619. Deze vergadering was samengeroepen door de kerk, maar de staat was er nauw bij betrokken. Dat was niet vreemd, want de Gereformeerde Kerk was onder de Republiek een door de overheid bevoorrechte kerk. Een scheiding van kerk en staat bestond niet; sterker nog: het was ondenkbaar dat de overheid niet op enigerlei wijze geassocieerd was met een kerkelijke organisatie. Net zoals elke staat één vorst erkende, zo erkende elke staat ook één kerkgenootschap. Dat was dan de nationale kerk en als die landelijke vergaderingen hield, waren die per definitie nationaal.

Wat is de positie van de kerkgenootschappen die niet aan deze synode meedoen? Staan zij buiten de natie, zijn zij antinationaal?

Maar omstreeks 1800 werd de scheiding van kerk en staat een feit en in Nederland verdween na 1848 definitief het instituut van een nationale kerk. Een kerkvergadering was sindsdien per definitie niet nationaal. Landelijke kerkelijke vergaderingen waren er nog volop, maar die stonden los van de natie. Wie dus nu over een nationale synode begint loopt anderhalve eeuw achter. De PKN weet dat ook wel. Maar toch is het gebruik van het woord nationaal geen vergissing. En een van de PKN-fusiepartners, de Hervormde Kerk, heeft het verlies van de status van nationale kerk altijd min of meer betreurd. In deze kerk, die in 1945 nog voor een nationale omroep pleitte, waar de theoloog Hugo Visscher bekend werd met zijn politieke partij Christelijke Nationale Actie en waar ‘volkskerk’ een geliefd woord was, is die nationale droom nooit gestorven. Het is dus niet zo vreemd dat nu de term ‘nationale synode’ opduikt. Vreemd is wel dat uitgenodigde kerkgenootschappen van allerlei snit – vrije kerken die juist niet nationaal waren – over dat begrip ‘nationaal’ heen hebben gelezen. Ook de gereformeerde bloedgroep in de PKN heb ik nog niet gehoord (maar hoor ik die ooit nog?).

Antinationaal?
Afgezien van het anachronisme zie ik minstens twee bezwaren van het gebruik van de term ‘nationale synode’. In de eerste plaats: wat is de positie van de kerkgenootschappen die niet aan deze synode meedoen? Staan zij buiten de natie, zijn zij antinationaal?

De PKN heeft al gezegd dat deelname van de Rooms-Katholieke Kerk aan de nationale synode nog een brug te ver is. Maar het is van tweeën een: of de synode is nationaal en dan van alle kerken in de natie, of ze is niet nationaal. Ik zou de PKN wel willen horen als de katholieke kerk voortaan nationale bisschoppenconferenties belegt en mgr. Eijk aanduidt als de nationale aartsbisschop. Het PKN-gebruik van het woord ‘nationaal’ zet de katholieken als vanouds buitenspel.

De katholieken staan hun mannetje wel, maar veel riskanter acht ik de herintroductie van de combinatie van kerk en natie in het licht van de opmars van Wilders in de peilingen. De PVV en ook de VVD komen op voor het joods-christelijk karakter van onze natie. Hoezeer dat pleidooi ook spoort met hervormd kerkelijk denken en daarom juist in de PKN goed kan vallen, is het bedenkelijk, omdat het de neiging voedt tot uitsluiting van moslims of tot degradatie van hen als tweederangsburgers. Deze neiging is tamelijk sterk in onze samenleving en het zou buitengewoon ongelukkig zijn als de PKN daar op enigerlei wijze aan bijdroeg. De oude gedachte van een nationale kerk is niet te rijmen met onze moderne democratie. Wie vandaag weer tot uiting brengt dat de christelijke kerk en de Nederlandse natie eigenlijk bijeen horen, is op kerkelijk terrein onheus bezig en speelt in de huidige politieke constellatie met vuur. Weg dus met dat begrip ‘nationale synode’.

Dr. G. Harinck is hoogleraar aan de Vrije Universiteit in Amsterdam en aan de Theologische Universiteit in Kampen (Broederweg). Aan beide universiteiten is hij ook verbonden als directeur van het historisch documentatiecentrum voor het Nederlandse protestantisme.

Een bericht schrijven

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *