NIEUWS
Steeds opnieuw luisteren naar de Schriften
Het gaat niet alleen om – al of niet afgestofte – antwoorden uit het verleden klakkeloos te gebruiken om vragen van vandaag te beantwoorden. Het zal erom gaan dat er antwoorden gegeven worden vanuit een telkens weer nieuw luisteren naar de vragen en naar de Schriften. Dat stelde ds. W. van ’t Spijker op een avond van de Nijkerkse stichting IKOON over de Dordtse leerregels. Lees hieronder zijn bijdrage.
Vierhonderd jaar geleden werd op de markt en bij de slager gediscussieerd over de vragen waar het in de leerregels van Dordrecht over ging. En niet alleen door volwassenen, ook jongvolwassenen discussieerden mee over die vragen. Vandaag de dag is dat wel anders. In de kerk waar ik opgroeide, had de plaatselijke predikant bedacht dat het wel mooi was als hij in de leerdiensten niet de Heidelberger Catechismus aan de orde zou stellen, maar de Leerregels van Dordt.
Hij hield dat erg lang vol. Week in, week uit zaten we te luisteren naar die preken. Hij had het over stevig roggebrood, dat hij in dunne plakjes opdiende. En hij behandelde niet alleen de positieve leerpunten die opgeschreven werden, nee, ook de dwalingen die verworpen worden kwamen aan de orde. Maar uiteindelijk had hij het daarbij zo vaak over ‘de Remonstrant in ons hart’ gehad, dat iemand na de dienst opmerkte: als hij dat nog eens zegt, stap ik de kerk uit…
Inmiddels zijn we nog weer ruim veertig jaar verder. Ik heb me de vraag gesteld: zou ik dat vandaag de dag durven of willen? Preken houden over de Leerregels? Nee, ik zou dat niet doen. Niet omdat ik het niet zou durven, maar omdat er zoveel ‘stof’ weggenomen moet worden voordat je bij de kern komt. En terwijl ik dan bezig zou zijn om dat stof weg te halen, zijn niet alleen de jongeren in de kerk afgehaakt, maar ook het grootste deel van mijn eigen generatie.
Tegelijk – als ik spreek met de jongeren uit onze gemeente – op de catechisatieavonden en op andere momenten, blijkt dat een aantal van de vragen die in de Leerregels aan de orde gesteld worden ook bij hen leven. Ze stellen die vragen echter op een andere manier. En ze stellen ze naast een heleboel andere vragen. Daarbij zitten vragen als ‘Hoe weet je zeker dat je bij God hoort?’ en ‘Waaraan kan je omgeving zien, dat je bij Christus hoort?’. Maar daarbij zitten ook vragen als ‘Hoe weet je nou dat de Bijbel gelijk heeft?’ en ‘Als God goed is, en Hij is ook almachtig, hoe komt het dan dat er zo enorm veel leed in deze wereld is?’. En soms durven de jongeren zich zo ver in het hart te laten kijken, dat ze vragen stellen als ‘Hoe kun je weten dat God eigenlijk bestaat?’ of nog absoluter: ‘bestaat God eigenlijk wel?’
Als die vragen gesteld worden door jongeren kan ik natuurlijk zeggen: ho, ho! Díe vragen stellen we maar niet, want we zijn in de Kerk en we hebben de Bijbel als de onfeilbare openbaring van God. Maar dan weet ik zeker dat ze nooit meer een vraag stellen – en het is zelfs de vraag of ze dan nog naar de catecheseavonden willen komen. Met andere woorden: als ze bij mij geen vragen zouden mogen stellen, dan raak ik ze kwijt… Dan komt er dus ook geen moment dat die oude vragen aan de orde kunnen komen.
Moet dat dan?
Moeten de vragen die vierhonderd jaar geleden de Nederlanden in beroering hielden en die leidden tot een grote scheur in de Nederlandse Gereformeerde Kerk vandaag de dag nog net zo aan de orde komen – of daar nou wel of geen ‘klankbord’ voor is? Als ik mijn vraag nu zo formuleer, kunt u al vermoeden dat ik denk, dat het niet per se zo hoeft. Niet omdat ik denk dat de vragen van de Leerregens irrelevant zijn vandaag de dag. Ze hebben heel de geschiedenis van de kerk door een rol gespeeld.
Het zijn belangrijke vragen. Maar ze zijn steeds beantwoord op een manier die recht deed aan de vragen die mensen in die betreffende tijd stelden – zonder de oude antwoorden eenvoudigweg te kopiëren. Ze zijn beantwoord door telkens weer opnieuw te luisteren naar het getuigenis van de Schriften – en zo kregen ze in de tijd dat die antwoorden gegeven werden ook hun diepte en draagkracht, zodat er op de markt en bij de slager over gesproken werd. Dat betekent dat ik denk dat het niet voldoende is als wij vandaag de ‘poetsdoek’ over de Leerregels halen, om dan vervolgens de ‘geloofswaarheden van toen’ naar nu te kunnen vertalen om ze zo door te kunnen geven aan de volgende generatie.
Het zal zaak zijn om telkens eerst te luisteren naar de vragen die gesteld worden – door jongeren, door zoekers, door twijfelaars, door doorgewinterde kerkleden, om vervolgens die vragen te beantwoorden door opnieuw te luisteren naar de woorden van de Schrift. Wat doen we dan na 400 jaar met die Leerregels? Die bewaren we – en we zorgen ervoor dat er mensen zijn die ze kennen. Maar dat hoeft niet ieder willekeurig kerklid te zijn.
Waarom willen we ze – ook na 400 jaar – nog bewaren? Omdat de vragen die erin aan de orde komen niet alleen van die tijd waren, maar van alle tijden. Maar voordat een mens – jong of oud – gaat vragen hoe je tot geloof komt, gaat vragen welke rol God door zijn Geest daarin speelt en welke rol de mens daarin zelf spelen kan of mag, gaat vragen hoe je bij het geloof blijft, voordat al die vragen gesteld worden vandaag de dag zijn er genoeg andere vragen, die eerst beantwoord moeten worden.
Het gaat er daarbij niet alleen om – al of niet afgestofte – antwoorden uit het verleden klakkeloos te gebruiken om vragen van vandaag te beantwoorden. Het zal erom gaan dat er antwoorden gegeven worden vanuit een telkens weer nieuw luisteren naar de vragen en naar de Schriften. Dat stelde ds. W. van ’t Spijker op een avond van de Nijkerkse stichting IKOON over de Dordtse leerregels.