NIEUWS
Naar een nieuwe catechismus?
Dr. Gijsbert van den Brink pleit in het Nederlands Dagblad voor een nieuwe catechismus. Bovendien ziet hij hierin een rol weggelegd voor de Nationale Synode.
Wie zich bezighoudt met de studie en vertolking van de kerkelijke belijdenisgeschriften, krijgt regelmatig de vraag voorgelegd of het niet tijd wordt voor een nieuwe belijdenis. Tot voor kort beantwoordde ik die vraag altijd negatief. Belijdenisgeschriften worden geboren, niet gemaakt. Dat wil zeggen: ze ontstaan spontaan, doordat de nood van de tijd ertoe dringt.
Dat gold in de vierde eeuw voor de belijdenis van Nicea, in de zestiende eeuw voor de Heidelbergse Catechismus en de Nederlandse Geloofsbelijdenis, en het gold ook voor een twintigste-eeuwse geschrift als de Barmer Thesen. Ze ontstaan dus niet doordat iemand op een regenachtige middag denkt: ‘Kom, wat zou het aardig zijn om eens een belijdenisgeschrift te maken, het is tenslotte alweer even geleden’. Zo vrijblijvend is het niet. Belijdenisgeschriften ontstaan in situaties waarin het voor de kerk erop of eronder is.
Toch kan men zich afvragen of zo’n situatie in het westen inmiddels niet is aangebroken, gezien de aangrijpende leegloop van de kerken en de vele moeilijke vragen waarvoor christenen zich vandaag geplaatst zien. Dat maakt mij momenteel toch wat minder resoluut in de afwijzing van de mogelijkheid van een nieuw belijdenisgeschrift. Waar in elk geval dringend behoefte aan bestaat, is een bondige tekst waarin de belangrijkste geloofsthema’s en -vragen op heldere wijze vanuit de Bijbel besproken worden. Zo’n tekst kennen gereformeerde kerken natuurlijk al in de vorm van de Heidelbergse Catechismus. Maar of men het nu leuk vindt of niet: de oriëntatie daarop wordt in de praktijk geleidelijk aan minder. Dat laat zich scherp aflezen aan het feit dat in veel kerkelijke gemeentes de catechismuspreek aan een stille aftocht is begonnen. Kennelijk wordt de zestiende-eeuwse context waarin de Heidelberger ontstond, en die er ook vaak oorheenschemert, steeds meer als een blokkade ervaren.
Maar het afschaffen van de catechismuspreek heeft wel gevolgen. Doordat er immers in de middag- of avonddiensten weer rechtstreeks uit de Bijbel gepreekt wordt, verschillen deze diensten vaak nauwelijks meer van de ochtenddiensten. Er loopt ook geen heldere lijn meer doorheen.
Voor steeds meer mensen lijkt dat een reden om hun kerkgang maar tot de ochtenddiensten te beperken. Kerkenraden piekeren intussen wat af over hoe ze de tweede diensten zinvol kunnen blijven invullen. En dat terwijl er tegelijkertijd onder hedendaagse christenen een schreeuwende behoefte is aan toerusting in het geloof. Velen verlangen oprecht naar verdieping van de geloofskennis en naar antwoorden, of in elk geval ‘handwoorden’ (A.F. Troost), die helpen om op een authentiek-christelijke manier met concrete hedendaagse vragen rond geloof en leven om te kunnen gaan.
Wat zou het dus mooi zijn als er een geschrift was waarin op een orthodoxe én eigentijdse manier dit soort toerusting-over-de-hele-linie geboden werd. Een geschrift dat laten we zeggen 52 hoofdstukjes telt, die elk de Bijbel vertalen naar het gebinte van de christelijke leer en daarbij ingaan op hedendaagse
vragen. De verhouding van geloof en wetenschap zou erin aan de orde komen, evenals die tussen christendom en islam, geloof en politiek, et cetera.
De gaven van de Heilige Geest, christen-zijn op je werk, (homo)seksualiteit, en het probleem van het lijden natuurlijk. Maar ook bijvoorbeeld de rechtvaardigingsleer. Het zou immers geen geschrift moeten zijn waarin de Bijbel slechts onze vragen mag beantwoorden zonder zelf ook nog wat te mogen
zeggen. Mogelijk zouden verrassend veel onderdelen van de Heidelbergse Catechismus in dat verband nog een doorstart kunnen krijgen (zoals de HC zelf een doorstart gaf aan het Apostolicum). Zo’n geschrift zou bij voorkeur niet door één individu of kerk opgesteld moeten worden. Het mooist zou zijn als alle kerken die orthodox willen zijn en de Bijbel als bron en norm van hun geloof beschouwen er samen aan zouden werken. Misschien zou de Nationale Synode het voortouw kunnen nemen; belijdenisgeschriften horen immers bij synodes.
Spannend zal dan natuurlijk wel worden of ook belangrijke thema’s als verbond en doop behandeld kunnen worden zonder dat het theologisch gaat wringen. Maar ‘kerk-eigen’ positiebepaling zou zoveel mogelijk voorkomen moeten worden; nadere toespitsingen kunnen immers altijd gegeven worden in de eigen lokale situatie. Zo’n geschrift zou niet alleen concreet bijdragen aan de onderlinge herkenning in het wezenlijke over kerkmuren heen, maar ook helpen bij het ontwikkelen van leerlijnen in de broodnodige toerusting van de gemeente. Of een dergelijke tekst meteen een belijdenisgeschrift zou moeten heten, is uiteraard een tweede. Maar wanneer ze breed herkenning oproept, en daarmee her en der ook kerkelijke ijking, zou ze uitstekend dienst kunnen doen als leidraad voor de tweede zondagse diensten. Hoe dan ook, met dat droombeeld beëindig ik mijn honderdste column in deze krant, om het stokje vanaf komende maand maar eens over te laten aan een ander.
Dr. G. van den Brink is bijzonder hoogleraar namens de Gereform eerde Bond aan de Universiteit Leiden en universitair hoofddocent dogmatiek aan de Vrije Universiteit.
Een bericht schrijven